HASSELT – De wilde kievitsbloem (Fritillaria meleagris) is een bolgewas uit de leliefamilie (Liliaceae). De bloem is gewoonlijk paars geblokt, maar egaal crèmewitte bloemen komen ook voor. De plant heeft een tere stengel met smalle bladen, die een aantal maanden na de bloei afsterft. De planten doen er acht jaren over om in bloei te komen. De zaden zijn relatief groot en verspreiden zich drijvend op het water. De plant is voor de verspreiding van de zaden dan ook afhankelijk van overstromingen en een hoge waterstand in de winter.
De bloemvorm lijkt op een tulp en de plant wordt wel Zwolse tulp genoemd. De botanische naam van het geslacht, Fritillaria, is mogelijk afkomstig van fritillus, latijn voor dobbelbeker, vanwege de vierkante patronen op de bloembladeren. De Romeinse dobbelbeker had namelijk kleine ruitvormige openingen die lijken op het blokpatroon op de bloemen van de kievitsbloem.
In de vrije natuur is de wilde kievitsbloem in Nederland zeer zeldzaam, maar ze wordt verkocht als tuinplant en komt ook voor als stinsenplant. De belangrijkste natuurlijke groeiplaats van de wilde kievitsbloem is langs de oevers van de Overijsselse Vecht en het Zwarte Water bij Hasselt (Overijssel). Ongeveer tachtig procent van de Nederlandse wilde kievitsbloemen staat hier. Van oudsher kwam de kievitsbloem voor in gebieden met klei-op-veen en dan vooral de gebieden die ’s winters onder water stonden. De plant kan slecht tegen veranderingen van het grondwaterpeil en is op de meeste plaatsen al voor 1940 uitgestorven. In de Wet natuurbescherming is de wilde kievitsbloem niet meer opgenomen.